Refresh loader

Toerisme

Home > Colombia > Toerisme

Toerisme

Santa Marta is een toeristentrekpleister en een uitvalsbasis voor veel toeristische uitstapjes. Eén van de belangrijkste toeristische attracties is Parque el Tayrona.

“Nee meneer, deze is gesloten en gaat pas over een week weer open.”

Blijkbaar ben ik precies tijdens de Kugkui shikasa-periode aangekomen. Dit is een periode van twee weken, waarbij volgens de oorspronkelijke bewoners de aarde moet herstellen.

Santa Marta zelf is een kleine stad, die zelf ook verschillende strandjes kent. Het is er warm en overdag is het dan met mijn witte huid niet echt verstandig om lang op het strand te zijn. Zodra de zon wat begint te zakken, begeef ik me dan ook pas op het strand.  Aan het eind van de middag zit ik met een koude aquila op het strand te kijken naar de zonsondergang.

Het lijkt erop dat dit strand niet echt heel toeristisch is. Ook hier heb ik weer snel aanspraak. Ik klets wat met een koppel uit Bogota, die hier het grootste deel van het jaar vertoeft. Een oud vrouwtje weet me te vinden voor een gesprek en de verkoper van de koude aquila wordt mijn vaste aanspreekpunt voor de nodige versnaperingen. Ik krijg mee, dat ik Minca moet gaan bezoeken.

Ik zit buiten voor mijn felverlichte ‘huisje’ naar de kaart te turen. Het valt me op dat ik van Minca door kan rijden via een onverhard pad naar Cienaga. Ik werd gewaarschuwd, dat de weg naar Minca gevaarlijk zou zijn. Er zouden namelijk veel bochten in zitten. Ik start de motor en ga op pad. De weg naar Minca blijkt inderdaad bochtig te zijn. Waarom dit gevaarlijk zou zijn, ontgaat me echter.

Ik stuur de motor lekker door de bochten, als er ineens een tegenligger op mijn helft door de bocht komt. Ik haal wat motorrijders in en niet veel bochten later komt er weer een motorrijder door de bocht heen gestunteld. Het gevaar zit hem dus met name in het andere verkeer. Zodra ik in Minca arriveer wordt mij duidelijk waar die motorrijders vandaan komen. Blijkbaar worden hier ook motoren verhuurd. Ik drink wat koffie, maak her en der een praatje, mijn motor mag nog even optreden als fotomodel, totdat ik de motor weer start en mijn weg vervolgen naar Cienaga. Langzaam ga ik de hoogte in, wat ik merk aan de iets dalende temperatuur. De uitzichten zijn weer fantastisch en de hele weg lijkt te bestaan uit asfaltplaten. Toeristen zwemmen in de rivier bij watervallen, er zijn excursies om vogels te spotten en de natuur doet de rest. Interessant om te zien hoe een toeristische locatie wordt gecreëerd.

“Cienaga is de andere kant op.”

De man die een veel te zoete koffie voor mijn neus zet, wijst richting Minca.

“Daar kom ik net vandaan. Er loopt hier ook nog een weg richting Cienaga.”

Ik wijs de man op mijn navigatie.

“Daar ligt geen asfalt.”

Over het ontbreken van asfalt maak ik me niet direct heel veel zorgen. Ik sla zijn advies dan ook in de wind en rijd door in de richting die mijn navigatie aangeeft. Na tientallen kilometers houdt het asfalt op en stuur ik de motor het onverharde op. Dit duurt niet lang. De weg is verspert door middel van een wegafzetting. Een man komt op me af gesneld.

“Je mag niet verder!”

Het verhaal wordt mij niet helemaal duidelijk, maar dat ik er niet door mag is wel duidelijk. Dit betekent dat ik een doodlopende weg ben ingereden van zo’n 60 kilometer. Geïrriteerd snel ik met de motor terug naar Santa Marta.

Die avond kijk ik met een koud biertje op het strand nog eens naar google maps. Er loopt een weg van Santa Marta naar Barranquilla die helemaal langs de kust loopt. Ik besluit maar eens te kijken of ik mijn motor ergens het strand op kan rijden. Daarnaast kan natuurlijk een bezoekje aan het nieuw verrezen standbeeld van Shakira niet ontbreken.

Ik knijp hard in mijn remmen. Ik stuur de vluchtstrook op en kijk nog eens achterom.

`Was dat een doorgang?’

Ik rijd al kilometers lang langs bossages, maar ik heb nog niet kunnen ontdekken hoe ik bij het strand kan komen. Er lijkt inderdaad een pad door de bosjes te lopen. Aangezien er volgens de navigatie niet veel meer land zou moeten zijn achter de bossages, concludeer ik dat het pad wel ergens uit moet komen op een strand. Ik stuur de motor het pad op. Na een paar honderd meter, zie ik de golven het strand op rollen. Mensen zijn er niet. Uit enthousiasme rijd ik de motor het strand op en zet mijn motor stil.

‘Weer een motor op een strand gezet!’

De hoge temperatuur en de brandende zon, doen me al snel weer verlangen naar mijn helm en wat rijwind. Ik stap al snel de motor weer op en geef gas.

‘Shit!’

Het achterwiel begint te malen en in plaats van een horizontale verplaatsing begint de motor langzaam onder mijn kont weg te zakken. Het viel me al op, dat het strandzand erg fijn was. Blijkbaar krijgt de band geen grip. Ik probeer de motor zover mogelijk te verplaatsen naar achteren om het daarna op het begroeide stuk nog eens te proberen. De zon brand er vol op. Mijn lichaam is overduidelijk lek, want het zweet knalt uit elke porie. Er zit nog beweging in de motor, dus ik blijf ondanks het vochtverlies gemotiveerd duwen en trekken. Zodra mijn achterwiel op begroeing staat, geef ik gas; de Tenere werpt het laatste stukje groen meters ver naar achteren. Het achterwiel zoekt, maar vind niets van grip.

‘Hout!’

Het strand ligt bezaaid met hout.

‘Als ik dat nou onder mijn achterwiel kan krijgen, moet ik weer grip hebben.’

Ik graaf het achterwiel uit en duw het hout in het gegraven gat. Ik ga op de motor zitten en voorzichtig geef ik gas. Ik voel de grip. Ik laat het gas weer los en de motor rolt weer naar achteren op het hout. Na een half uur zwoegen, moet dit het moment van de waarheid worden.

Ik geef flink wat gas en de motor schiet vooruit. Het achterwiel komt op het zand en de motor begint te dansen. Ik hou het gas er op en voor dat ik het weet, ben ik al een heel stuk van het strand verwijderd. De motorkleding gaat weer aan en helemaal gesloopt ga ik op zoek naar iets van eten en wat vocht.

Na een bezoekje aan Shakira, besluit ik toch maar dat het te warm is voor teveel offroad werk. Een nieuwe tip leid me naar Palomina. Palomina blijkt een dorpje dat volledig afhankelijk lijkt te zijn van toerisme. ’s Avonds loop ik door het dorpje en ik hoor alleen maar Engels, Frans, Italiaans, Duits en Nederlands. Er stijgen wolkjes rook op, die verdacht veel naar het gebruik van marihuana ruikt. Verkopers staan langs de kant van het pad typische toeristenprullaria aan te prijzen. Er lijken alleen maar restaurants en barretjes in het dorp aanwezig te zijn. Her en der schalt de muziek uit de boxen. Diverse jongelui hebben zich behangen met een voor mij onmogelijk aantal rugtassen. Oude hippies lijken hier ooit de bus terug te hebben gemist en lopen blootvoets rond met hun rastahaar. Gelukkig is de stroom voor een deel uitgevallen, waardoor het meeste is gehuld in duisternis.

Wat wel opvalt is dat het niet een typische toeristenplek  is waar je constant wordt lastig gevallen door agressieve verkopers of bedelaars. Dit geldt overigens voor heel Colombia; een simpele nee of dankjewel is vaak al genoeg voor een vriendelijke groet of een ‘altijd tot uw orde’ antwoord terug. Toch is ook deze plek niet echt mijn ding. Voor mijn gevoel mis ik dan toch altijd weer de echte authenticiteit van het land. Ik besluit dan ook maar één nacht te blijven en niet te wachten tot Parque el Tayrona weer geopend is. Aan de aanwezigheid van de toeristen te zien en de aanwezigheid van het aantal hostals en hotels, vermoed ik dat Parque el Tayrona overspoeld zal worden door toeristen.

‘Ik kom later nog weleens terug!’

Zodra ik de afslag neem en van de kust wegrijd, verandert ook langzaam het landschap. Het wordt weer vlakker en de tropische sferen van de kust worden vervangen door  koeien en landbouw. Het toerisme is ineens compleet verdwenen. Dit blijkt wel zodra ik stop bij een vitrine met frituursel langs de kant van de weg. Het kastje bevat nog een aantal gefrituurde ‘hompen’ en empanadas. De verkoper biedt me een stoel aan en raadt me één van de gefrituurde etenswaren aan.

“Dit is de specialiteit van de regio. Deze moet je proberen.”

Voor iets dat mogelijk al een aantal uren in een verwarmde vitrine ligt, moet ik zeggen dat de smaak erg goed is. Intussen probeer ik bij de buurjongen ook nog wat brood te kopen. De jongen kijkt me met grote ogen aan.

“Kan ik bij jou bestellen?”

De jongen blijft me aanstaren. De jongen wordt bijgestaan door een groeiende groep kinderen, die blijkbaar uit school komen.

“Ze zijn geen toeristen gewend hier. Hier komen nooit Gringo’s.”

Het dapperste meisje stapt naar voren en begroet me met een grote lach en een ‘Hola’. Al snel volgt een jongen, die me een boks geeft. De rest volgt snel. Ik kom niet meer toe aan mijn koffie en eten. Na de laatste hap van mijn inmiddels koude gefrituurde bal met ondefinieerbare substantie, start ik de motor weer en toeter de kinderen gedag.

Het duurt niet lang of ik moet al weer vol in de ankers.

“Kan een koe slootje springen?!”

Ik ben constant scherp op de in de berm lopende koeien. Af en toe hebben ze de neiging de weg op te stappen en moet ik uitwijken. Dit keer heb ik me blijkbaar vergist in de kunde van de koe. Er zit een sloot tussen de weg en de berm waar de koe loopt. Ik waan me dan ook veilig voor een potentiële aanrijding. De koe draait echter een kwartslag en met een sprong staat hij ineens op mijn weghelft. De ABS doet netjes zijn werk en zodra mijn weghelft weer vrij is geef ik weer gas.

‘Trrrrrrk Trrrrrrrk Trrrrrrrk’

De remt trilt en er komt een krakend geluid uit de voorkant van de motor. De ABS slaat weer vol aan. Een leguaan flitst vlak voor me langs. Op een haar na mis ik zijn staart. Het lijkt er dan toch op, dat vandaag de openbare dierentuin geopend is.

4 thoughts on “Toerisme

  1. Mooi verhaal weer, grappig hoe het ineens niet meer zo toeristisch is. Is wel bijzonderder. Het beste eten op vakantie heb ik bijna altijd gehad buiten de toeristische plekken.
    Have fun kerel.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *